
Engelsmanplaat in WO2
Luchtwacht langs de zeedijk :
Het waren niet alleen piloten die aanspoelden op de kust, ook op de Engelsmanplaat kwam dit voor. In het begin van de oorlog zijn bijvoorbeeld militairen aangespoeld die het slachtoffer waren van de mislukte evacuatie bij Duinkerken.

De schedel van het Franse kerkhof op de plaat.
In 1997 werd door wadlopers Minze de Boer en Jan Venema een schedel gevonden op de Engelsmanplaat. Na onderzoek bleek dat dit mogelijk een schedel was van militairen die op 29 en 30 juli 1940 waren gevonden. Dit bleek uit een politierapport van de veldwachter in Westdongeradeel.
Vissers vonden op de Engelsmanplaat in totaal 14 lijken tussen voorraden waaronder thee en sigaretten. Het bleken Franse militairen te zijn die in hun poging naar Engeland te vluchten zijn omgekomen. Op bevel van de Duitsers zijn ze op de Engelsmanplaat op de plaats waar ze gevonden zijn in het zand begraven omdat ze al te lang in het water hadden gelegen om ze te vervoeren. De persoonlijke bezittingen zijn meegenomen en volgens de Duitsers naar het Rode kruis gestuurd. Blijkbaar zijn de soldaten daar blijven liggen en is één graf blootgespoeld.
Sommige vissers hadden ontheffingen voor beperkingen door de Duitsers omdat ze op de reddingsboot dienden. Er zijn ook verhalen van vissers die menselijke resten vonden nadat er vliegtuigen in zee waren gestort. Ook na de oorlog kwam het wel voor dat schedels in visnetten terecht kwamen.
In de oorlog een Duitse tweemans duikboot aangespoeld. Dit was in mei 1945. De beide bemanningsleden liepen naar de vaste wal en werden daar opgepakt door Engelse soldaten.
Nog steeds werden relicten zoals mijnen, bommen en resten van vliegtuigen uit de oorlog gevonden, in 2017 is nog een vliegtuigbom opgeruimd op de Engelsmanplaat. In dezelfde omgeving is een tien jaar eerder ook al een bom opgeblazen. Deze bom lag in de wadlooproute waarbij we bij elke tocht even stopten bij de bom. In het filmpje, gemaakt op een afstand van twee kilometer, is te zien dat dat geen goed idee was.
Een ander bijzonder verhaal is de dump van munitie afkomstig van het eiland Schiermonnikoog. Dit is een diep gat gestort en zit nu een meter of 8 onder het huidige Rif. Dit waren onder andere FLAK (8,8 en 10,5 cm luchtafweer geschut) granaten. Op de inzet in de foto hiernaast enkele granaten en een container waarin ze vervoerd en bewaard werden. Waarschijnlijk zijn ze in deze containers (ongeveer 1 meter lang) ook gedumpt.
Het meest bijzondere verhaal is dat van Pieter Blom.
Pieter Blom
Pieter Blom, geboren op 30 september 1912 te Murmerwoude (thans Damwoude), overleden op 26-11-1944 bij de Engelsmanplaat.
Hij was nachtwaker in het gemeentehuis in Drachten. Tijdens de bezetting gaf hij onder de schuilnaam 'Sjors' leiding aan de Knokploeg in Drenthe. Eind november 1944 was hij met een helper en twee piloten die bij Diever waren neergeschoten, op weg naar het drenkelingenhuisje op de Engelsmanplaat tussen Ameland en Schiermonnikoog. Met Engeland was de afspraak gemaakt, dat hier een boot de vliegers zou oppikken. Er was een sein afgesproken, maar toen de boot verscheen klopte dit teken niet helemaal. Het schip verdween weer en de vier mannen bleven op het eiland tot het voedsel opraakte. Toen ging Blom het Wad op om hulp te halen. Hij verdween op 26 november 1944. Zijn stoffelijke overschot spoelde aan op het strand van het Duitse Borkum. Men constateerde dat Piet Blom was neergeschoten. Tot op de dag van vandaag is niet duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk is. Blom werd begraven op de Algemene Zuiderbegraafplaats in Drachten. De drie overgebleven mannen op de Engelsmanplaat zijn op eigen gelegenheid naar de vaste wal gelopen. De twee piloten hebben de bevrijding van Friesland in de omgeving van Burdaard afgewacht.
Vluchten via Engelsmanplaat.
Een van de bijzondere landschappen in Noord-Nederland is het waddengebied. Al meer dan zestig jaar gaan er verhalen rond dat dit gebied een bijzondere rol zou hebben gespeeld in de oorlog. Twee kleine eilanden aan weerszijde van Schiermonnikoog, Engelsmanplaat en Simonszand, zouden vluchtroutes zijn voor neergeschoten Amerikanen op weg naar Engeland. Waarschijnlijk is er maar één poging geweest en die is op een tragische manier mislukt.
In de winter van 1941 verscheen een Küstenverordnung van de Rijkscommissaris, waarbij de kust en dus ook het gehele waddengebied tot verboden gebied werden verklaard, slechts toegankelijk met een Ausweis. De eilanden hadden alle een bezetting, alleen de kale zandplaten Engelsmanplaat en Simonszand waren onbezet gebied en te voet bereikbaar. In de boeken over de bekende verzetsgroep Zwaantje te Delfzijl van dokter Allard Oosterhuis en coasterkapitein Harry Roossien staat dat er plannen zijn geweest om via Simonszand geallieerde piloten en andere personen, die naar Engeland moesten uitwijken, bij nacht over het wad te leiden en hen vervolgens op te pikken met een duikboot. De bekende wadloper Derk Schortinghuis, die ook in het verzet zat, zou hierbij een belangrijke rol spelen.
In Engeland moest men uiteraard meewerken door een boot op de afgesproken tijd gereed te houden. In codeberichten droeg Engelsmanplaat de naam Transvaal en Simonszand de naam Oranje Vrijstaat. In de literatuur hierover staat echter nergens dat een dergelijke vlucht naar de vrijheid via Simonszand is gerealiseerd, zelfs niet in het boek dat Schortinghuis schreef over het verzet en zijn bemoeienis daarmee. De bekende Schiermonnikoog en Engelsmanplaat-kenner Durk Reitsma heeft in gesprekken met vissers en reddingbootschippers gehoord dat het ‘indianenverhalen’ waren. Lopen naar Simonszand was veel te riskant. ‘Wie zou er genoeg kennis van het wad hebben om ’s nachts deze dertien kilometer lange tocht te maken en wie zou er van de Engelse kant voldoende kennis hebben van de Lauwersgronden om Simonszand te bereiken?’, zo luiden de uitspraken van deze zegslieden.
Anders is dat bij Engelsmanplaat. Daar is één keer een poging geweest om twee neergeschoten Amerikanen te laten ontsnappen naar Engeland. Een van die Amerikanen was Harry Dolph, een boordschutter van de bommenwerper True Love. Op 15 augustus 1944 werd het vliegtuig boven Havelte neergehaald door een Messerschmitt van Oberleutenant Ernst Scheufele. Dolph wist zich te redden met een parachute en werd opgevangen door mensen van de ondergrondse, die hem via Steenwijk naar Meppel brachten, waar hij een persoonsbewijs kreeg van Peter van den Hurk. Van daaruit verbeef hij een tijd in het onderduikershol Wigwam in de bossen bij Diever, waar hij op 17 september Jim Moulton ontmoette, een staartschutter die eveneens met zijn vliegtuig was neergeschoten.
Een maand later ontmoetten beide Amerikanen Sjors, schuilnaam voor Piet Blom uit Drachten, en Nico uit Rotterdam. Beide heren zeiden lid te zijn van een ondergrondse verzetsbeweging en hadden plannen om Dolph en Moulton via Engelsmanplaat naar Groot-Brittannië te brengen. Op 30 oktober verlieten ze Diever en via Hoornsterzwaag, Olterterp, Rottevalle en Oostermeer bereikten ze Suameer. In het boek The Evader schrijft Harry Dolph dat hij hier de koerierster Greta Rusk (schuilnaam) ontmoette, waarop hij verliefd werd, en die hem meedeelde dat Nico lid was van de NSB en voor de SD werkte. Sjors was wel te vertrouwen.
Via Noordoost-Friesland kwamen de vier mannen uiteindelijk aan in Paesens, het vertrekpunt voor de wadlooptocht naar Engelsmanplaat. Een bericht van de BBC zou een aanwijzing geven als er een boot kwam om ze op te halen.
Harry Dolph is op 19 juni 1984 teruggeweest op de Engelsmanplaat en heeft toen een persconferentie gegeven. De mededelingen die hij toen gedaan heeft, kloppen niet met het verhaal uit zijn boek dat is verschenen in 1991. Hij liet op die bijeenkomst ook niet het achterste van zijn tong zien. Volgens zijn boek zouden de vier mannen op 15 november om 22.30 uur naar de Engelsmanplaat gebracht zijn door Teun de Jong en Jan Visser. Op de persbijeenkomst vertelt Dolph dat ze gebracht zijn door de vissers Monte de Vries en Kees Vanger; dit laatste blijkt ook uit de vele interviews die in de loop der jaren met de De Vries en Vanger zijn gemaakt.
Met koffers met proviand en wapens vertrokken ze in de nacht. De maan verlichtte bij vlagen door de wolken het grillige waddenlandschap en er stond weinig wind. Langs de strekdammen van de landaanwinning was het zwaar in het slibrijke en ijskoude water.
De vaargeul moest worden overgestoken en een van de gidsen waarschuwde voor de steile rand. Dolph plaatste zijn koffer op het hoofd en viel min of meer in de geul. Hij ging kopje onder en de koffer dreef mee met de stroom. Nadat ze nog een geultje gepasseerd waren, kwamen ze op het zandige wad ten zuiden van de plaat. Daar stond een reddingshuisje waar ze de dagen zouden doorbrengen. Onderweg zagen ze een gestrande tweemansduikboot en een aangespoelde Duitse zeemijn. De mannen betrokken hun verblijf. Ze mochten ’s nachts geen vuur stoken en overdag niet op de plaat wandelen, want de bewaking vanaf de vuurtoren van Schiermonnikoog hield het gehele zeegat tussen Ameland en Schiermonnikoog in de gaten. De twee gidsen gingen de volgende dag terug naar Paesens.
Er was afgesproken dat als de boot de mannen zou oppikken de wapens begraven zouden worden op vijf meter afstand van de voorste paal van het huisje. Tussen het reddingshuisje en het Wierumer Gat, waar de snelboot zou landen, bedroeg de afstand maar vijfhonderd meter. De volgende nacht zaten de mannen vol spanning te wachten op een afgesproken teken van de Engelse boot. Sjors, die de leiding had, zag een boot en wachtte op het teken. Vanaf het schip zou een V-teken geseind worden, maar tot hun verbazing was het een omgekeerd V-teken. De verhalen via de interviews en volgens het boek van Dolph zijn hierover zeer verschillend. Volgens het boek hebben de Amerikanen de lichten niet gezien omdat ze sliepen. Uit interviews blijkt dat Sjors het niet vertrouwde, terwijl Nico en de Amerikanen Sjors probeerden over te halen om gezamenlijk naar het schip te gaan. Uiteindelijk is dit niet gebeurd.
De Vries en Vanger kwamen de volgende nacht terug om de revolvers te halen en troffen de vier mannen in het huisje. Sjors schreef een nieuw briefje voor een koerierster met de tekst ‘Code verkeerd, we zitten nog steeds te wachten.’ De koerierster moest naar Hoogezand om daar de mensen in Engeland op de hoogte te stellen.
Ondertussen zaten de vier mannen al twaalf dagen op het eiland. Ze werden bevoorraad door Jan Visser en door De Vries en Vanger. In al die tijd is er geen boot uit Engeland meer gekomen. De situatie op het eilandje werd er niet beter op. Overdag zaten ze in het huisje en alleen ’s nachts konden ze naar buiten. De kans dat ze ontdekt werden werd steeds groter, want Duitse militairen kwamen regelmatig op de plaat om te zoeken naar aangespoelde lijken.
Toen De Vries en Vanger weer eten en drinken brachten, liepen Nico en de Amerikanen hen tegemoet. Sjors was er niet bij. Volgens Nico was Sjors de dag daarvoor naar de vaste wal gelopen om hulp te halen, maar daar is hij nooit aangekomen. De drie wilden met alle geweld mee naar de overkant. Vanger en De Vries wisten hen echter te overtuigen dat ze niet overdag mee konden, omdat ze dan regelrecht in de handen van de Duitsers zouden vallen.
De volgende dag, 1 december, werden ze opgehaald door Sieb Visser. Deze toen 24-jarige bakkersknecht woonde in Nes en wilde een Ausweis hebben; daarom werkte hij als timmerman op de bunkers tussen Wierum en Nes bij de Wehrmacht. Tijdens het aanbrengen van de prikkeldraadversperring zag hij kans om de zendmast drie keer onklaar te maken. Hij was een zwager van Jan Visser, zeehondenjager, visser en jutter. Ondanks het verbod gingen ze samen vaak jutten op Engelsmanplaat.
Op 20 juni 1984 interview ik hem in zijn woning in Lekkum. ‘Op de plaat spoelden lijken aan, maar ook zaken die van onze gading waren, zoals 48 jerrycans met benzine en blikjes thee en sigaretten. Overdag zat ik in het huisje.’ Hoewel sommige bronnen zeggen dat Sieb en Jan Visser de Amerikanen van de wal hebben gehaald, vertelt Sieb uitdrukkelijk dat hij dat alleen heeft gedaan, nadat hij van Jan gehoord had dat de mensen van de plaat gehaald moesten worden. ‘Toen ik op de plaat kwam waren ze allemaal uitgeput en ik heb ze eten en drinken gegeven. Ze vertelden dat Sjors met Nico geprobeerd had de wal te bereiken. De terugtocht ’s nachts duurde wel vier uur. Het eerste deel vanaf het huisje naar de vaargeul ging redelijk goed, maar door de geul en de slikkige gronden naar de kust ging het tempo van de totaal uitgeputte mannen omlaag. Uiteindelijk bracht ik ze naar het huis van mijn vader en broer.’
De Amerikanen brachten de laatste oorlogsmaanden door bij de dames Liezenberg in Dokkum en op een adres in Birdaard. Tijdens de opmars van de Canadese bevrijders voegden ze zich bij de troepen en vochten zelfs nog mee tegen de Duitsers.
Het bleek achteraf onmogelijk dat Sjors op het door Nico vermelde tijdstip naar de kust was gelopen, omdat er te veel water stond. Enkele weken later werd het lijk van Sjors gevonden op Rottumeroog met een kogelgat in zijn hoofd. Wat er zich precies heeft afgespeeld op de Engelsmanplaat is nooit onthuld. Sieb Visser: ‘Volgens mijn zwager Jan was Nico een NSB’er. Na de oorlog is Nico doodgeschoten als collaborateur.’ Ook Dolph schrijft in zijn boek dat Nico in april 1945 is geëxecuteerd, omdat hij Sjors zou hebben doodgeschoten. Volgens Dolph is dat laatste niet waar. Durk Reitsma, die de komst van Dolph in 1984 op Engelsmanplaat mede had georganiseerd, vertelt dat hij Harry Dolph op de plaat had zien lopen: ‘Die man liep met een gebogen hoofd over de plaat, de armen op z’n rug.
Hij praatte met z’n vrouw en zei vervolgens laten we deze zaak maar niet meer moesten aankaarten. Het is duidelijk dat hij er niet over wilde praten.’
Er bestaat nog een andere versie over de dood van Sjors. In het zojuist verschenen standaardwerk ‘Een laatste saluut, Fryslân in de oorlog’, schrijft Jack Kooistra, journalist van het Friesch Dagblad, dat Piet Blom (Sjors) vrijwel zeker is doodgeschoten door Sieb Visser. Jack Kooistra weet mij te vertellen dat hij meerdere versies hierover heeft gehoord en dat hij tot deze toch zeer stellige bewering is gekomen uit de vele interviews die hij heeft gedaan in deze zaak.
‘Doorslaggevend voor mij was een bandopname van een inmiddels overleden bron, waarop Sieb Visser huilend bekende dat hij Piet Blom had doodgeschoten op Engelsmanplaat.’ Kooistra weet verder te vermelden dat Visser een omstreden figuur was en dat het bekend was dat het tussen hem en Blom niet boterde. Alle personen zijn inmiddels overleden en het verhaal dat Harry Dolph in zijn testament opheldering zou geven, bleek niet te kloppen; daarmee heeft hij het geheim rond de dood van Sjors meegenomen in zijn graf.
Duidelijk is dat het waddengebied van Engelsmanplaat en Simonszand geen gestroomlijnde vluchtlijn was naar de vrijheid.
Jan Abrahamse.
Harry Dolph, een Amerikaanse Boordschutter van een Liberator bommenwerper, komt 15 augustus 1944 bij Havelte neer nadat de bommenwerper is neergeschoten. Hij schreef een boek “the Evader” 8 months with the dutch underground. Met nog een vlieger (Jim Moulton) zorgt Peter van der Hurk uit Meppel er voor dat ze in het onderduikershol “de wigwam” in Diever worden ondergebracht. Eind oktober 1944 worden beide vliegers overgebracht naar Noord Friesland. Twee mannen brengen ze naar Moddergat. De ene heet Pieter Blom (Sjors) de ander Nico uit Rotterdam. Het is de bedoeling dat een Engelse speedboot hen zal afhalen van Engelsmanplaat. Helaas is deze hele operatie mislukt. Na 14 dagen op de plaat te hebben gezeten komen ze terug op de vaste wal. Een dag voordat ze de tocht naar Moddergat maakten is Blom (Sjors) alleen hulp gaan halen. Daarbij moet hij de verzetsman Sieb Visser tegen zijn gekomen. Jack Kooistra schrijft in zijn boek “ Een laatste saluut” dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid Blom door Sieb Visser is doodgeschoten. Nico uit Rotterdam wordt echter beschuldigd van de dood van Blom. Wie was deze Nico uit Rotterdam?
Gerrit Gunnink heeft hem meegemaakt bij een dropping in Mantingerzand. In zijn boek “de knokploeg” hoofdstuk 58- Vechtersbazen- blz. 116 Citaat: “Op weg naar de boerderij van Terpstra werden we opgewacht door een knaap die Nico (Jan Naber uit Hoogeveen) aan de jongens die bij Ome Gerrit hadden overnacht, beschreven had. Hij heette ook Nico en kwam uit Rotterdam. Dat was dus meteen Rotterdamse Nico. Aan zijn manier van optreden merkten we dat hij goed op de hoogte was van de gang van zaken bij wapendroppings”. Einde citaat.
In 1984 is Harry Dolph de schrijver van de Evader, terug in Moddergat. Bij deze meeting in 1984 wordt beweerd dat deze Nico uit Rotterdam de KP’ er Blom (Sjors) heeft doodgeschoten op Engelsmanplaat. Harry Dolph schrijft achter in zijn boek: “Nico was a good friend to me. He helped me on so many occasions.My story will attest to that. According to another Dutch Historian it was confirmed that he was a member of the hated SD organisation and may have even been a member of the dreaded SD. Hard to believe?. In april 1945, after seeking him out, the dutch resistance executed Nico, believing I think that he had murdered Sjors. He couldn’t have been instrumental in Sjors death. I will always think that Sjors drowned and Nico was unjustly accused of his death”.
Wadlooptochten in WO2
1940
Eind juli vonden kustbewoners op de Engelsmanplaat de lichamen van bij Duinkerken omgekomen militairen.
1941
Op 8 mei moest Gosse Smit (1898-1989) uit Wierum lopend Duitsers naar het wrak van de op het Wierumer Wad neergestort Bristol Blenheim brengen
In de oorlogsjaren liepen de zwagers Jan Visser en Siep Visser uit Nes ’s nachts naar de Engelsmanplaat om te jutten.
1943
Jan P. Visser uit Moddergat liep tot 1945 retourtochten bij nacht naar de Engelsmanplaat (zelfde als die van 1941 ?).
1944
Op 15 november om 22.30 brachten Kees Vanger en Monte de Vries uit Moddergat in het donker twee Amerikanen, Harry Dolph en Jim Moulton, en de verzetsmannen Pieter Blom en Nico naar het drenkelingenhuisje op de Engelsmanplaat. Het viertal zou worden gehaald door een Engels schip.
In de nacht van 16 november liepen Kees Vanger en Monte de Vries weer terug naar de vaste wal.
Twee nachten later liepen Kees Vanger en Monte de Vries naar de plaat om verstopte pistolen te halen. Ze ontdekten toen dat de mannen er nog waren omdat vanaf het schip dat hen zou halen een verkeerde code was geseind.
Eind november bezochten de zwagers Jan Visser en Siep Visser de Engelandvaarders in de kaap op de Engelsmanplaat.
Na een dagenlang verblijf, op 27 november, liep Pieter Blom ‘s morgens terug naar de vaste wal. Zijn lichaam spoelde in februari 1945 aan op Rottum.
Drie dagen later liepen Kees Vanger en Monte de Vries met eten naar het drenkelingenhuisje. Hetzelfde tij liepen ze weer terug.
Op 1 december liep Siep Visser uit Nes, terwijl het sneeuwde, naar de kaap met eten en drinken voor de Engelandvaarders.
Op de avond van de 1e december liep Siep Visser met de drie overgebleven Engelandvaarders terug naar de vaste wal.
1945
De duikboot op de Engelsmanplaat.
Begin mei liepen twee Duitse mariniers naar de vaste wal na de stranding van hun duikbootje op de Engelsmanplaat. Door Engelse militairen, die hen tegemoet gingen, werden ze ontwapend en afgevoerd.
Engelsmanplaat.